Dorstig

Laat hier je verhalen de vrije loop :D
Plaats reactie
xHolyPoepiesaus
Diamanten lid
Berichten: 12078
Lid geworden op: 06 mei 2010, 13:06

Dorstig

Bericht door xHolyPoepiesaus » 26 jun 2010, 11:34

Proloog
Er bestaan veel verschillende verhalen rond vampiers. Sommigen vertellen over de doodskisten waar ze hun dag slapend in doorbrengen, anderen vertellen dat vampiers helemaal niet slapen. De een vertelt over knoflook, wat het enige zou zijn om ze weg te houden. Anderen vertellen dat ze onoverwinnelijk zijn, en dat niets ze kan stoppen. En nog weer anderen vertellen over verbranden, wat de vampiers als enige zou kunnen vernietigen. Over één ding zijn ze allen hetzelfde. Ze drinken bloed. Mensenbloed. Hun puntige hoektanden zijn bedoeld om door de huid te prikken en het bloed uit de ader te zuigen. Over of het slachtoffer het kan overleven is ook veel onenigheid. Drie keer bijten zou ze in een vampier veranderen, of ze zouden alleen zo geboren kunnen worden. Sommigen vertellen dat één beet genoeg is, indien ze een bepaald gif in hun aders gekregen hebben. Vampiers staan nu vooral bekend als een legende. De meeste mensen geloven er niet meer in. Maar legendes hoeven niet altijd onzin te zijn. De legende over vampiers is hier een voorbeeld van. Vampiers bestaan namelijk wel degelijk. Ik ben het levende bewijs.

1. Prooi
Mijn voeten lieten diepe sporen achter in de laag witte sneeuw, die opnieuw gevuld werden met verse vlokken. Ze vielen op mijn lichaam zonder te smelten. Sneeuw kon immers alleen smelten als het warm werd. Ik was niet warm. Ik hield mijn bleke hand voor mijn gezicht, en bekeek de glanzende, lange nagels. Mijn handen jeukten. Verschrikkelijk. Mijn keel brandde. Verschrikkelijk. Mijn neus ving een ongelooflijke geur op. De geur van bloed. Een rode gloed viel over mijn ogen, mijn vingers spanden hun spieren en mijn benen begonnen te rennen. De afstanden tussen de sporen in de sneeuw werden steeds groter en de gaten ondieper. Ik raakte de grond nauwelijks, wat inhield dat ik een behoorlijke snelheid bereikt had. Mijn scherpe ogen kregen de prooi in het vizier, dat gevallen was en haar knie geschaafd had. Ze had niet eens tijd om op te kijken toen ze takken hoorde kraken. Ze had niet eens tijd om alarm te slaan. Ze had niet eens tijd om aar laatste adem uit te blazen. Het was al gebeurd. Ik stond op en likte met mijn tong rond mijn lippen om de paar bloedsporen te wissen. In dat opzicht was ik erg netjes, ik was dan ook goed opgevoed. Ik wierp een blik op het levenloze lichaam aan mijn voeten, waarvan de ogen wijd opengesperd waren van angst. Ik grijnsde en veegde mijn handen aan mijn broek af. Ik keek rond, greep een tak en stak die in de buik. Klaar. Ik draaide me op mijn hakken om en liep fluitend weg. Mijn moeder had me geleerd nooit te opvallend te zijn. De tak zou mensen doen laten denken da ze vermoord was door een simpel medemens. Niet door een vampier. Die bestonden immers niet. Ik lachte luid en slingerde mezelf in een boom. Mijn handen vouwde ik achter mijn hoofd en ik sloot, genietend van de smaak in mijn mond, mijn ogen. Nadat ik een tijdje had zitten luieren, schoten mijn ogen weer open bij het horen van voetstappen. Er kwam iemand aan. Ik concentreerde me en luisterde nog beter. Waarschijnlijk een kind aan de korte, lichte voetstappen te horen. Misschien een vriendin van het meisje, dat nu onder de boom lag. Ik hees mezelf met een zucht omhoog en sprong uit de boom. Ik moest maar weer gaan. Ik hoefde me niet te haasten, het kind was nog ver weg, maar ik moest wel rennen om de voetstappen niet al te duidelijk te maken. De koude wind liet mijn blonde haren achter me aan wapperen, en zodra ik stopte, vielen ze weer terug op hun plaats naast mijn gezicht. Ik grinnikte weer bij het horen van de gil, gedempt door de lange afstand tussen het meisje dat het geproduceerd had en mijn oren. Ik had geen spijt, en dat vond ik ook niet nodig. Het was hetzelfde als mensen die koeien slachtten om te eten. Het was de natuur. Ik schudde de sneeuw uit mijn haren en streek mijn kleren recht. Ik rechtte mijn rug en liep rustig de winkelstraat in, alsof er niets gebeurd was. De sneeuw was bijna volledig weggehaald door een sneeuwschuiver, maar de straat was nog steeds glad. Normaal zou ik niet op hoeven te letten, mijn voeten hadden genoeg grip. Alleen de schoenen die ze droog hielden maakten dat ik voorzichtig moest zijn. Ik had er een hekel aan, maar het zou opvallen als ik ze niet droeg. Dus liep ik zo ver mogelijk aan de zijkant, waar de afdakjes van winkels de sneeuwval hadden belemmerd. Mijn ogen flitsten langs de mensen die me passeerden, en ik glimlachte in mezelf. Mensen zagen er nogal hopeloos en zwak uit, maar als je ze beter bestudeerde viel het eigenlijk wel mee. Ze hadden zo hun middelen tegen ons, vampiers. Ze moesten me wel haten. Vampiers waren immers de enige levende wezens op aarde die ze niet in kooien konden stoppen, of die ze konden laten uitsterven. Al hadden ze knoflook, houten staken, kruizen. Het werkte slechts tegen een paar van ons. Het woord vampier was een verzameling van duizenden soorten, net zoals zoogdier een woord is dat duizenden verschillende dieren beschrijft. Je had de tjerks, die inderdaad niet tegen knoflook en houten staken konden. De dampen die niet tegen zonlicht konden en hun dag het liefst in een doodskist doorbrachten. Je had de delgers die verschrompelden als je een kruis in hun buurt hield. Dit waren slechts een paar van de velen soorten, maar allemaal zwak vergeleken met de salks. Een salk, dat was ik. Ik was bestand tegen zonlicht, houten staken, kruizen, knoflook en vuur. Je zou me als onoverwinnelijk kunnen beschouwen. Het was trouwens een fabeltje dat mensen in vampiers konden veranderen door een beet. Niet dat het helemaal flauwekul was. Er waren andere wezens, sterk verwant met vampiers, die over deze macht beschikken, en waarvan de namen me onbekend waren. Ik knikte naar een oude mevrouw die ik wel vaker tegen kwam en liep de supermarkt binnen. Ik griste een mandje mee en liep naar het rek met groentes. Persoonlijk vond ik het verschrikkelijk stinken, maar mensen mochten niet merken dat ik niets at. Of in ieder geval, niets van hun voedsel at. Nadat ik een aantal producten waarvan men een maaltijd kon maken in mijn mandje had gegooid, liep ik naar de kassa. Halverwege de weg stopte ik en griste een tijdschrift mee, je moest je vrije tijd toch ergens mee vullen. Ik rekende af, wenste de kassamevrouw een prettig weekend en liep de winkel weer uit. Ik liep de tegenovergestelde richting in van waar ik vandaan kwam en liep het kleine dorpje weer uit. Mijn huis bevond zich niet hier, dat zou ervoor zorgen dat mensen me door kregen en achter mijn ware aard zouden komen. Ik wilde niet dat dit zou gebeuren, dus had ik een huis net buiten het dorp gekocht. Ik viste de sleutel uit mijn zak en opende de voordeur van de grote boerderij. Ik liep naar de keuken, die ik nooit gebruikte, en zette de etenswaren in de juiste kastjes. Ik keek even rond, pakte het tijdschrift en liep toen naar de woonkamer. Het was ijskoud, maar ik had geen verwarming nodig. Ik was tenslotte geen mens, zoals jij waarschijnlijk bent. Ik was een vampier. Ik sloeg mijn benen over elkaar, zette met de afstandsbediening de stereo aan en begon te lezen.

Met een hoorbare zucht gooide ik het tijdschrift naar de hoek van de kamer. Het was echt ongelooflijk wat voor onzin er allemaal instond. Twee pagina's van dat hele tijdschrift waren gevuld met een artikel over de juiste mascara. Ik bedoel maar. Ik hees mezelf overeind en liep naar de stereo om deze uit te zetten. Ik wierp een blik naar buiten, het schemerde al. Nog even en ik zou naar buiten gaan, naar het bos. Mijn ogen waren in het donker het best, en ik was van plan het bos te verkennen. Ik woonde hier nog niet zo lang, hoogstens een weekje. Mijn vingers begonnen weer te jeuken, ik had niet genoeg gehad aan het meisje van vanmiddag. Hoeveel mensen zouden 's nachts in het bos komen? Niet veel, gokte ik, dus besloot ik nu maar alvast te gaan. Er was vast nog wel iemand die zijn hond uitliet. Daar hoopte ik in ieder geval op. Ik zwiepte mijn krullen over mijn schouder en liep naar de hal, waar ik mijn schoenen achterliet. Dit keer zou ik op blote voeten kunnen, en die kans zou ik aannemen. Ik sloot de deur achter me en deed hem op slot, ik had liever geen inbrekers. Ik liet de sleutel in mijn broekzak glijden en begroef mijn tenen in de sneeuw, die bijna dezelfde temperatuur als mijn huid had. Een glimlach verscheen op mijn gezicht en ik rende naar het bos, dat ik binnen een minuut bereikt had. Een mens had er waarschijnlijk zo'n 8 minuten over gedaan. Ik hees me in een boom en sprong van tak naar tak, tot ik voor mijn gevoel ergens midden in het bos zat. Mijn zintuigen waren nu op hun best, en ik hoorde in de verte vage voetstappen. Mijn glimlach werd een tandje breder en ik slingerde op het geluid af. Zodra ik een hond hoorde, en later ook zag, liet ik me op een comfortabele tak zakken en wachtte ik af. Een man van een jaar of dertig kwam tevoorschijn tussen de bomen, en hield ontspannen de riem in zijn handen. Zijn hond dribbelde zenuwachtig op en neer met zijn oren plat op zijn hoofd. De zintuigen van dieren waren altijd al beter geweest dan die van de mens, en die hond had me duidelijk al geroken. Ik rook de geur van het bloed dat door de aderen van beide wezens stroomde en ik moest mijn handen om de tak heen knijpen om me in te kunnen houden. Bloed. Eten. Zodra de man onder mijn boom kwam te lopen liet ik me omlaag vallen en drukte hem op de grond. Hij keek me met ogen groot van angst aan en probeerde zich los te wringen. Mislukt. Ik opende mijn mond, liet een gesis horen en beet hem in zijn nek. De man hield langzaam op met tegenstribbelen tot zijn lichaam slap op de grond bleef liggen. Ik grijnsde en veegde het bloed met de rug van mijn hand uit mijn mondhoeken. Opnieuw zocht ik een tak en stak deze in de maag van de man. Ik keek even rond, maar de hond was al gevlucht. Des te beter voor mij, ik had het niet zo op dierenbloed. Ik gaf een trap in de zij van het lichaam en draaide me om op mijn hakken. Mijn adem stokte in mijn keel toen ik vlak voor mijn gezicht twee rode ogen zag.

2. Opgesloten
De vampier voor me liet een woedend gesis horen. Geschrokken deed ik een stap achteruit. Hij kon hier niet wonen, daar had ik juist goed naar gekeken, omdat ik een eigen territorium wilde. Het moest een nomade zijn, dat kon niet anders. En dat betekende dat hij geen recht had mij nu te beschuldigen van het drinken van zijn prooi. Met die gedachte in mijn hoofd siste ik terug, en ging in de aanvalshouding staan. De jongen tegenover me deed hetzelfde, en we namen elkaar kort op. Hij was ook een salk zag ik aan de tint van zijn huid. Hij wierp een blik op het lichaam achter me en gromde kwaad toen hij bevestigde dat het dood was. 'Moordenaar' siste hij, en keek me woedend aan. Ik keek hem verbaasd aan. Moordenaar? Ik moest toch ook eten? Bovendien deed hij hetzelfde, anders zou hij niet in leven kunnen blijven. Ik boog wat naar voren en hield iedere beweging van de jongen in de gaten. Zodra hij op de me af sprong, maakte ik een snelle beweging opzij en sprong vervolgens op zijn rug. De jongen gromde gefrustreerd en probeerde me van zich af te schudden, maar ik klemde mijn armen stevig om zijn buik, niet van plan los te laten. Uiteindelijk greep hij me bij mijn shirt en slingerde me tegen een boom aan, die luid kraakte door de klap. Net op tijd sprong ik weg, en de boom viel naast mijn voeten op de grond. Ik sprong opnieuw op de jongen af en drukte hem tegen de grond. Zijn nagels maakte diepe sporen in mijn wang, en ik drukte met mijn ene hand zijn arm op de grond. Ik wist niet waarom hij me aanviel, maar ik wist wel dat ik me goed moest verdedigen. Hij zette zijn voeten tegen mijn buik en duwde me de lucht in. Met een klap kwam ik verderop neer, en de sneeuw doorweekte mijn kleren. 'Ga weg!' snauwde ik de jongen toe, en rolde opzij om zijn handen te ontwijken. 'Ga weg en laat me met rust!' riep ik nog eens, maar de boodschap leek niet tot hem door te dringen. In plaats van weg te gaan sprong hij opnieuw op me af en duwde mijn gezicht diep in de sneeuw. 'Moordenaar!' herhaalde hij, en ontblootte zijn tanden. Met een schreeuw duwde ik hem van me af, en sprong op een tak. De jongen deed hetzelfde, waardoor we tegenover elkaar kwamen te zitten. Zijn rode ogen staarden me woedend aan en opnieuw ontsnapte een grom uit zijn keel. Hij nam plaats op een hogere tak en ik keek hem wantrouwend aan. 'Wat doe je?' siste ik, en volgde zijn bewegingen. Natuurlijk kreeg ik geen antwoord. Ik klom via de stam omhoog tot ik weer op gelijke hoogte met de jongen zat. Hij klom opnieuw omhoog, en ik ging weer achter hem aan. Dit ging door tot we beiden niet hoger konden. Ik wierp een blik omlaag, naar de dikke laag sneeuw, waar hier en daar afdrukken van de jongen mij zaten die aantoonden dat er een gevecht was geweest. Ik had het niet moeten doen. Met een schreeuw sprong de jongen op me af, en twee zwarte, gevederde vleugels werden uitgeslagen. Ik had het fout gehad, hij was geen salk. Hij was een Gevangene van de Jagers, die als doel hadden vampiers uit te moorden. De Jagers namen wel vaker vampiers gevangen, als ze nuttig voor ze waren, en gaven ze zwarte vleugels, zoals deze jongen nu had. Hun geest werd bestuurd door een klein wezentje, die weer de bevelen van de Jagers op volgde. Een schok ging door me heen. Ik had zojuist een Jager vermoord. Veel meer tijd om erover na te denken had ik niet. De jongen greep me bij mijn armen en nam me mee de lucht in. Ik was dan wel onsterfelijk, ik wilde liever niet gemarteld worden door Jagers. 'Zet me neer!' schreeuwde ik wanhopig, al wist ik dat het geen zin had. De wind die veroorzaakt werd door de sterke slagen van zijn vleugels deed mijn ogen tranen. Ik schreeuwde van alles, en wrong me in allerlei bochten, maar de jongen hield me stevig vast. Hij voerde me mee het dorp uit, en na een lange tijd gaf ik mijn ontsnappingspogingen op. In plaats daarvan hield ik me koortsachtig aan de jongen vast. Een val van zo hoog kon best eens pijnlijk worden. De jongen glimlachte en hield me stevig vast, en nu pas merkte ik de glazige blik in zijn ogen op. Ik vervloekte mezelf dat ik het niet eerder opgemerkt had, dan had ik misschien nog kunnen vluchten. Nu was het te laat. De jongen minderde vaart en daalde langzaam neer, richting een groot gebouw wat op het eerste oog aan een verlaten industrieterrein deed denken. Ik slikte toen ik eraan dacht wat ze met me zouden doen. De jongen landde op een klein stuk gras en zette me neer. Hij pakte mijn polsen vast zodat ik niets kon doen, en nam me mee naar binnen. Ik kon nog net voorkomen dat ik begon te trillen over mijn hele lichaam. Ik wilde niet dat ze wisten hoe bang ik op dit moment was.

3. Vragen
Ik schrok op uit mijn gedachten toen ergens aan de andere kant van de kamer een luikje open werd gedaan, en er een witte mok te zien was. Een harige hand zette hem op de grond en het luikje viel weer dicht. Nieuwsgierig liep ik dichterbij, om te kijken wat er in de mok zat. Ik pakte hem op en zag een donkerrode vloeistof. Ik snoof. Fantastisch, bloed in een beker. Wat een luxe, dacht ik sarcastisch. Ik dronk met een opgetrokken neus en grote slokken de mok leeg. Het smaakte naar plastic, en was duidelijk lange tijd opgeslagen. Niet dat ik anders verwacht had. Ze zouden echt niet iemand van hun ras vermoorden om een zielige vampier in leven te houden. Ik zette de beker neer op de plek waar ik hem ook had opgepakte en tuurde naar de plek in de muur waar de hand uitgekomen was. Geen wonder dat ik het niet eerder opgemerkt had. Het was zo goed gecamoufleerd dat ik het, nu ik wist dat het er was, nog niet kon zien. Voorzichtig tastte ik de muur af op zoek naar de opening. Zodra ik een ribbel voelde onder mijn vingertoppen, trokken mijn mondhoeken omhoog tot een glimlach. Die verdween meteen weer toen een kleine stoot elektriciteit door mijn lichaam schoot. Ik trok mijn hand geschrokken weg en trok me terug in de tegenoverliggende hoek van de kleine ruimte. De schok was niet schadelijk geweest, maar ik was ook niet geschrokken van de pijn. Het had, zacht gezegd, nare herinneringen opgeroepen. Ik gromde gefrustreerd. Het moest het werk van Julian zijn, die alle informatie die hij in mijn hoofd had gevonden had doorgegeven. Al kon hij er zelf niets aan doen voelde ik een haat voor hem langzaam naar boven komen. Hij had het recht niet. Mijn gedachten waren van mij, en daarmee bedoelde ik van mij alleen. Het was privé en dat wilde ik graag zo houden. Ik stond op, mijn angst was verdwenen, en liet me hard tegen de donkergroene deur vallen. ‘Rotzakken!’ riep ik kwaad, en wond me alleen maar meer op omdat dat het ergste was dat ik op dit moment kon bedenken. Aan de andere kant van de deur klonk een bulderende lach. Ik siste kwaad en gooide me opnieuw tegen het koude metaal. Het enige wat ik hiermee bereikte was een nog hardere lach die door mijn oren galmde. ‘Rustig’ zei een zachte stem. Ik deed verbijsterd een stap van de deur weg. Die stem kwam niet uit deze ruimte, noch uit de ruimte hiernaast. Hij klonk in mijn hoofd, wat inhield dat het waarschijnlijk Julian moest zijn. Mijn handen begonnen weer te jeuken. ‘Rustig’ herhaalde de stem opnieuw. ‘Hiermee bereik je niets’ zei hij kalm. Ik keek de ruimte rond en verwachtte iets te zien, ik wist niet wat. Gewoon iets. Iets dat me zou kunnen helpen. Helaas was alles wat ik zag de emmer water, de stoel en de lege mok. Daar moest ik het dan maar mee doen. Ik griste de beker met een snelle beweging van de grond en gooide hem hard tegen de muur, waardoor scherven door de hele ruimte vlogen. Ik schreeuwde kwaad, en negeerde de stem in mijn hoofd die bleef herhalen dat ik stil moest zijn. Ik wilde niet stil zijn. Ze mochten best weten dat ik kwaad was. Liet ze maar lekker bang worden. Ik gooide me een derde keer tegen de deur en liet me toen op de harde stoel zakken. Nu ik wat uitgeraasd was had ik weer tijd na te denken. Ik kon Julian in mijn hoofd horen. Betekende dat dat hij in de buurt was? Of waren zijn krachten gewoon heel sterk? Ik wist niet eens waarom ik me dit afvroeg, het zou me toch niet helpen te ontsnappen. Het was alleen een naar idee dat er iemand was die al mijn gedachten kon horen, alsof ik geen tijd meer voor mezelf had. En dat terwijl ik nog niet zo lang geleden alleen maar tijd voor mezelf had gehad. ‘Sorry’ klonk dezelfde stem in mijn hoofd. Ik schreeuwde kwaad. ‘Hou gewoon je kop!’ Ik gooide me weer tegen de deur aan. En nog een keer. En nog een keer. Misschien was ik toch nog niet helemaal uitgeraasd. ‘Hou je kop!’ schreeuwde ik opnieuw en bonsde met mijn vuisten op de muur. Ik liet me voor de zoveelste keer op de stoel zakken en liet mijn hoofd in mijn handen rusten. Misschien had Julian gelijk, ik bereikte hier weinig tot niets mee. Alleen maakte dit idee me alleen maar kwader. Ik stond weer op en liet me toen toch op de stoel zakken. ‘Ik wil hier weg’ mompelde ik, zacht genoeg zodat geen mens het zou kunnen horen. Die lol gunde ik ze niet. ‘Ik wil hier weg’ herhaalde ik opnieuw en voor ik het wist rolden de tranen over mijn gezicht. Ik was bang, dat gaf ik toe. Doodsbang. Ik stelde mezelf gerust met het idee dat iedereen dat in mijn situatie zou zijn. Ik had geen idee hoe lang ze me nog in leven wilden houden, of wat ze met me gingen doen in die tussentijd. Want dat was zeker. Ze wilden iets van me, anders hadden ze niet eens de moeite genomen me in leven te houden. Ik slikte. Ik wilde er niet aan denken. Niet nu. Ik trok de mouw van mijn vest over mijn hand en veegde daarmee de tranen weg. ‘Oké, Daan. Verzin iets’ zei ik al wat kalmer tegen mezelf. Ik stond op en begon rondjes in de cel te lopen om te voorkomen dat ik lui zou worden. Of misschien gewoon om iets te doen te hebben. Ik begon te denken. Er moest toch een manier zijn om te ontsnappen? Of misschien iets waarmee ze me in leven zouden houden?

Vijf verprutste dagen van mijn waarschijnlijk snel eindigende leven waren al vervlogen. Of in ieder geval, ik dacht dat het vijf dagen waren. Door het gebrek aan ramen in deze kamer had ik geen besef van de tijd meer, maar ik gokte dat ik elke dag een nieuwe beker bloed zou krijgen. En ik had nu in totaal zes bekers gekregen. Zes dagen dus, vijf als je de eerste dag niet mee zou rekenen. Het was opmerkzaam dat Julian zich niet meer had laten horen. Blijkbaar had hij dus toch naar me geluisterd. Ik had nog niets kunnen bedenken om te gebruiken bij een mogelijke ontsnappingspoging, op het doen alsof ik gedachten kon lezen na dan. Maar dat zou zinloos en niet overtuigend zijn, gezien het feit dat ik het gewoon niet kon. Het was een kans van één op de duizend –nee, miljoen- dat ik goed zou raden wat de Jagers dachten. Een hele kleine kans dus. Mijn hoofd leek in een soort dikke deken gehuld te zijn, want ik werd met het uur doezeliger en ik kon steeds minder helder nadenken. Ik miste het jagen, de spanning. Dit was gewoon geen leven. De enige paar momenten dat de deken weg leek te gaan waren de momenten waarop ik overmand werd door paniek, en je kunt je vast wel voorstellen dat ik op die momenten ook niet bepaald helder was. Ik had bijna al mijn tijd op de stoel doorgebracht en ik had maar een keer de puf gehad wat water in mijn gezicht te plenzen. Het resultaat was dat ik uren een nat gezicht had, omdat ik het vertikte mijn vest nat te maken. Slim hoor. Wel een emmer water, maar geen handdoek. Mijn ogen schoten naar de deur nadat er een duidelijke klik had geklonken. Ik was de emmer water meteen alweer vergeten en hiel d mijn ogen gefixeerd op de deur die langzaam openging. Twee vampiers liepen mijn cel in. De ene, een jongen, had zwarte, dikke haren die voor zijn linkeroog vielen. De andere, een meisje, had dezelfde zwartgekleurde haren die stijl langs haar gezicht vielen. ‘Ach, kijk nou, Chester. Een jonkie’ zei ze vertederd. Beide hadden ze het uiterlijk van een 15-jarige, terwijl een mens mij zo’n 19 jaar zou schatten. De jongen trok me voorzichtig van mijn stoel en greep mijn polsen beet. Hij boog kort door zijn knieën. ‘Aangenaam, ik ben Chester’ zei hij. Ik wist zeker dat het een tweeling was, zelfs hun stemmen leken op elkaar. Het meisje boog net als Chester door haar knieën en knikte naar me als begroeting. ‘Isanne is de naam’ zei ze vriendelijk, wat me nogal verbaasde. ‘Daniëlle’ vertelde ik toen ook maar mijn naam. ‘Volg mij maar’ zei Isanne en liep ons voor de deur uit. Ik liet me gewillig meevoeren door Chester en bekeek opnieuw de gang. Toen we linksaf sloegen, zag ik tot mijn verbazing iets anders dan een hal met groene, metalen deuren. Dit keer was het een hal met grijze muren en aan het einde een ongelooflijk grote, houten deur. Ik slikte zenuwachtig. Chester klopte meelevend op mijn schouder. ‘Het valt best mee, weet je’ stelde hij me gerust. Ik kon mezelf alleen maar afvragen wat er dan precies meeviel. ‘Ik mag niets zeggen, sorry’ verontschuldigde hij zich. ‘Orders van de baas’ mompelde hij met een lage stem. Ik spande mijn spieren op toen ik aan de dikke man dacht die me aan het begin gekeurd had. ‘Hij stinkt uit zijn mond’ mompelde ik met net een dergelijk lage stem, waarop er een bulderende lach van Chester klonk. Isanne keek verbaasd om, maar richtte haar blik toen weer voor zich. Ze stopte voor de deur en tilde de zware balk op om deze vervolgens tegen de muur te zetten. ‘Het is echt ongelooflijk hoe paranoïde mensen kunnen zijn’ mompelde ze hoofdschuddend in zichzelf. Ze viste een sleutel uit haar zak en stak deze in het slot. Ze stopte de sleutel weer weg en pakte een nieuwe om een tweede slot te openen. Toen ze deze sleutel ook weggestopt had deed ze een stap achteruit en opende de deur. ‘Verwacht niet teveel, dit is gewoon nog een hal’ zei ze glimlachend tegen mij. Chester grinnikte en leidde me achter Isanne aan de hal door. Er kwam eenzelfde poort tevoorschijn die opnieuw met twee sloten en een balk vergrendeld was. ‘Het slaat echt nergens op, als we zouden willen konden we die hele deur gewoon slopen.’ Zei Isanne schouderophalend en zwaaide de deur weer open. Er verscheen een grote ruimte die op twee stoelen en een tafel na leeg waren. Ik keek twijfelend naar Chester die mee een geforceerde glimlach toewierp. Geweldig, dat stelde me gerust. Niet. Ik werd op een stoel neergezet en toen verliet de tweeling de ruimte. Het lawaai dat ik aan de andere kant van de deur hoorde gaf aan dat de deur weer werd afgesloten. Ik keek zenuwachtig de kamer rond en mijn adem stokte toen ik de vampier in de hoek opmerkte. Julian. Hij keek naar de grond om mijn blik te mijden en bleef nietszeggend staan. Ik werd er alleen maar zenuwachtiger van. Toen de geur van stromend bloed mijn neus binnen drong draaide ik mijn gezicht met een ruk om. De dikke man van mijn eerste dag liep de kamer in door een deur die me nog niet opgevallen was, aan de andere kant van de kamer. ‘Zo, Daniëlle was het niet?’ vroeg hij. Ik weigerde antwoord te geven en keek koppig naar het houten tafelblad. ‘Ik wil wel dat je antwoord geeft hoor’ zei hij en nam plaats op de stoel tegenover mij. Ik hield nog steeds koppig mijn mond. ‘Ik doe het liever niet, weet je. Maar als je niet antwoord laat je me geen keus’ zei hij kalm en leunde zwaar op de tafel. Zijn misselijkmakende adem drong mijn neus weer binnen en ik probeerde me te concentreren op de geur van de eikenhouten tafel. ‘Dus wat is je naam?’ vroeg de man opnieuw. Ik perste mijn lippen op elkaar, vastberaden om niets te zeggen. ‘Sorry’ zei een stem in mijn hoofd. Ik keek verbaasd naar de hoek, maar Julian meed nog steeds mijn blik. Wat was er aan de hand? Voor ik het kon vragen plantte een ongelooflijke pijn zich voort in mijn hoofd. Ik drukte mijn handen er in paniek tegenaan en keek met opeen geklemde kaken – ik vertikte het te schreeuwen – naar Julian die me met een gepijnigde blik aankeek. Dat vertelde me genoeg om te weten dat hij de pijn veroorzaakte. ‘Je snapt natuurlijk dat ik dit ook liever niet doe, maar je moet wel antwoorden’ klonk de stem van de man in de verte. ‘Dus ga je nu vertellen hoe je heet?’ vroeg hij. Ik hield nog steeds mijn mond en kneep mijn ogen dicht.’Julian?’ vroeg de man en vervolgens werd de pijn nog heviger. Mijn hoofd leek in tweeën te splijten. ’Stop’ kreunde ik en tot mijn opluchting zakte de pijn langzaam weg tot hij helemaal verdwenen was. Ik opende voorzichtig mijn ogen. ‘Nou, vertel je ons nu wat je naam is?’ vroeg de man. Ik ademde bevend in en slikte de brok in mijn keel weg. ‘Daniëlle’ fluisterde ik verslagen. De man glimlachte en sloeg zijn benen over elkaar. ‘Mooi, noem mij maar meneer Roosen’ zei hij met een tevreden ondertoon in zijn stem. En, Daniëlle, van welk soort vampier ben jij?’ vroeg hij nog net zo kalm als voordien. Mijn ogen schoten wantrouwend van Julian naar meneer Roosen. ‘Ik ben een salk’ zei ik stoerder dan ik me in werkelijkheid voelde. Meneer Roosen glimlachte en knikte. ‘Dat had ik ook wel verwacht. Jullie salks bezitten altijd een soort van trots die duidelijk ook bij jou aanwezig is’ begon hij, alsof het me ook maar iets kon schelen. Ik wilde hier gewoon weg. ‘Dat mag ik wel. Het is beter dan die delgers. Ze worden al panisch als je alleen het woord “kruis” maar zegt’ zei hij minachtend. Ik spande de spieren van mijn vingers één voor één op. Ik schrok weer op toen meneer Roosen eenmaal in zijn handen klapte. ‘Maar goed, ik dwaal af. En dat terwijl ik dit eigenlijk snel wilde afhandelen.’ Zei hij hoofdschuddend. Ik wende mijn hoofd af en keek strak naar de grond. ‘Waar woon je?’ vroeg meneer Roosen rustig. Ik klapte mijn tanden hoorbaar op elkaar. Meneer Roosen zuchtte diep en leunde wat verder over de tafel heen. ‘Daniëlle, heb je dan niets geleerd van de vorige keer?’ vroeg hij. Zonder resultaat, want ik zei nog steeds niets. ‘Dan moet je het zelf maar weten. Julian?’ vroeg hij. Dit keer wist ik wat er zou gebeuren, maar de pijn werd er niet minder van. Ik greep opnieuw naar mijn hoofd en klemde mijn kaken op elkaar, precies als de vorige keer. Mijn ogen waren stevig dichtgeknepen en ik hield mijn adem in. Ik probeerde van alles om de pijn, die steeds groter werd, te negeren. Ik haalde lang genoeg adem om hem te kunnen smeken te stoppen. Toen de pijn weer verdwenen was keek ik beschaamd naar mijn handen. Ik voelde me ongelooflijk zwak en hulpeloos en waarschijnlijk was dat precies de bedoeling geweest. ‘Ik woon in Westerbork’ zei ik hees als antwoord op de vraag. Meneer Roosen knikte langzaam, verzonken in gedachten. ‘Zijn er nog andere vampiers daar?’ vroeg hij. Ik keek hem met grote ogen aan. Dacht hij dat ik mijn eigen soort zou verraden? ‘Dat ga ik jou niet vertellen’ siste ik kwaad. Meneer Roosen keek me gemaakt geschokt aan. ‘Het is u voor jou, Daniëlle’ zei hij langzaam. ‘En je gaat het me wel vertellen’ voegde hij eraan toe, waarbij hij me strak aankeek. Ik keek kwaad terug. Hij leek opeens niet zo kalm meer. ‘Ook goed, ik ga het u niet vertellen’ zei ik zo zacht dat ik niet zeker wist of hij het gehoord had. ‘Goed dan. Julian?’ Ja dus. Hij had het gehoord. Ik haalde bevend adem en probeerde me voor te bereiden op de pijn. Hij kwam nog even verwacht en hevig als de vorige keren. Heviger zelfs. Ik snakte naar adem en greep voor de zoveelste keer naar mijn hoofd. Dit keer zo snel en roekeloos dat ik op de grond viel. Ik rolde me op tot een balletje en probeerde moedig de pijn te weerstaan. Ik wilde niet gillen. Ik mocht het niet van mezelf. Het zou hetzelfde zijn als me overgeven. Toch kon ik me niet langer inhouden. Ik moest wel, de pijn werd alleen maar erger. Dus ik gilde het uit, ik rolde over de vloer heen en smeekte Julian te stoppen. Toen hij eindelijk ophield bleef ik met gesloten ogen liggen. ‘Daniëlle, zijn er nog andere vampiers daar?’ vroeg meneer Roosen opnieuw. Ik hield mijn mond en ondanks mijn gesloten ogen wist ik dat meneer Roosen een teken aan Julian gaf, want er ontstond opnieuw een hevige pijn in mijn hoofd. Ik schreeuwde en rolde me op tot een balletje. De pijn verdween even abrupt als hij gekomen was en ik trok mijn benen nog verder op. Ik hoorde de stoel naar achteren schuiven en meneer Roosen’s voetstappen die steeds dichterbij kwamen. ‘Ik geloof.’ begon ik voorzichtig. ‘Ik geloof dat er nog een familie Rampen woont’ zei ik verslagen. Geweldig. Ik had ze verraden. Meneer Roosen snoof en drukte de neus van zijn schoen in mijn rug. ‘Mooi’ zei hij. Ik liet een beledigt gegrom horen en opende mijn ogen. Ik keek recht tegen mijn knieën aan. ‘Ga toch zitten’ zei meneer Roosen rustig, alsof er niks gebeurd was. Ik krabbelde met moeite overeind en liet me op de stoel zakken. ‘De laatste vraag. Dat moet een makkelijke zijn’ zei hij bemoedigend. Ik slikte een paar keer moeizaam en wachtte af. ‘Heb je een kracht?’ vroeg hij, er klonk nieuwsgierigheid door in zijn stem. Ik keek hem verbaasd aan. Kracht? Wat voor kracht zou ik moeten hebben? Toen het hem duidelijk werd dat ik niet wist waar hij het over had stond hij met een zucht op. ‘Juist. Julian, zeg dat ze haar weer meenemen.’ Zei hij teleurgesteld. Ik bleef verward zitten. Dat was het? Geen martelingen? Julian schraapte zijn keel, wat er voor zorgde dat ik en meneer Roosen beide zijn kant opkeken. ‘Wacht even, meneer.’ Zei hij. Zijn ogen schoten nerveus de kamer rond. ‘Het meisje…Daniëlle heeft een kracht alleen weet ze dat zelf niet’ zei hij. Ik keek hem met een opgetrokken wenkbrauw aan. Meneer Roosen echter leek weer geïnteresseerd. ‘Oja? Wat voor kracht?’ vroeg hij en keek Julian ongeduldig aan. ‘Ze … Het is niet echt een kracht, maar het is wel bijzonder. Anders dan anderen’ zei hij twijfelend. Meneer Roosen tikte ongeduldig met zijn voet op de grond. ‘Zeg het nou maar gewoon’ zei hij. ‘Wilskracht, of nouja, ik weet niet hoe ik het moet noemen. Maar een doorsnee vampier was allang krijsend van de pijn op de grond gevallen bij de tweede vraag.’ Zei hij met een verwrongen gezicht. Hij had het duidelijk niet zo graag over zijn eigen martelperioden. Ik zag in mijn ooghoek hoe meneer Roosen langzaam knikte. ‘Juist. Interessant.’ Mompelde hij en liep in gedachten weg. Toen hij de kamer uit was keek ik wantrouwend naar Julian. Het beviel me niks dat ik helemaal alleen met hem in een kamer stond nu ik wist waar hij toe in staat was. Julian grimaste. ‘Het is ook niet mijn favoriete werk’ zei hij zachtjes en trok me mee naar de andere deur. ‘Waarom doe je het dan?’ vroeg ik kil. Daar had hij geen antwoord op, precies wat ik verwachtte. Ik wachtte geduldig tot Julian de deur open had en liep achter hem aan de gang in. Toen we de tweede deur door waren zag ik dat Chester en Isanne me op stonden te wachten. Ze keken me allebei meelevend aan. ‘Valt niet mee, hè?’ vroeg Chester en legde een hand op mijn schouder, die ik er meteen weer af duwde. ‘Op de heenweg zei je nog van wel’ siste ik kwaad. ‘Ik weet het, maar je leek zo bang’ zei hij verontschuldigend. Ik snoof kwaad en beende achter Julian aan. Alsof dat me beter liet voelen. Ik hoorde de snelle, lichte voetstappen van de tweeling die achter me aan beende. ‘Het helpt misschien als we je vertellen dat wij hetzelfde hebben meegemaakt’ zei Isanne kalm. Ze grijnsde breed toen ik wat verbaasd haar kant opkeek. ‘Julian is een echte killer, niet?’ zei ze en stompte Julian plagend tegen zijn arm. Ik fronste. Ik kon me moeilijk voorstellen hoe ze zo aardig tegen hem konden doen na wat hij hen aangedaan had. ‘Ach, kom op. Zonder hem had je nu niet geleefd hoor.’ Zei Chester en haalde zijn hand door mijn haren. Ik blies ze weer uit mijn gezicht en keek hem geïrriteerd aan. Ik snapte niet helemaal waarom ze zich ineens als mijn beste vrienden gedroegen. Ik hoorde hoe Julian zachtjes grinnikte. ‘Het is de band’ zei hij en kwam naast me lopen. ‘Je wordt één van ons’

4. Transformatie
Ik keek hem geschrokken aan en liet mijn blik naar de twee zwarte vleugels op zijn rug glijden. Ik slikte hoorbaar. ‘één van jullie’ herhaalde ik langzaam. Julian knikte en keek naar de tweeling, die dezelfde gevederde vleugels hadden. ‘Waarom?’ vroeg ik met een kleine stem. Julian glimlachte. ‘Je kracht. Als we een vampier gevangen hebben die in de smaak valt bij de baas wordt die één van ons’ zei hij rustig. ‘En anders?’ vroeg ik, al had ik het idee dat het antwoord me niet erg aan zou staan. ‘En anders worden ze teruggestuurd naar hun cel.’ Zei hij en keek me recht aan. Was dat het? Naar hun cel? Verder niks? Julian knikte weer. Damn, ik zou er nog aan moeten wennen dat hij mijn gedachten kon lezen. ‘Verder helemaal niks.’ Zei hij langzaam. ‘Ze verhongeren, Daniëlle. Niemand geeft ze nog eten’ zei hij serieus. Ik slikte. ‘Vind de baas mij interessant?’ vroeg ik voorzichtig. Ik stond niet te springen om “één van hen’ te worden, maar had dat toch liever dan sterven. Julian haalde zijn schouders op. ‘Ik weet het niet. Meneer Roosen is slechts iemand die het vuile werk opknapt. De baas bevindt zich niet in dit gebouw, dus ik kan zijn gedachten niet lezen.’ Zei hij. Ik bleef stil. Wat kon ik zeggen? Weinig, in mijn geval. Ik staarde voor me uit en luisterde naar Isanne en Chester, die in een druk gesprek verwikkeld waren. De woorden drongen niet echt tot me door, maar hun gekibbel werkte rustgevend, hoe raar dat ook leek. Ik haalde diep adem en probeerde niet aan het idee te denken dat de baas me niet interessant zou vinden. Dat ging moeilijk, want het idee van de honger die me dan te wachten zou staan bleef door mijn hoofd spoken. Hoe zeer ik mijn best ook deed. Net toen ik rechtsaf wilde slaan, hield een hand me tegen. ‘Andere kant, Daniëlle’ zei Isanne grinnikend. ‘Zoals Chester al zei, je krijgt een nieuwe kamer toegewezen.’ Zei ze rustig. Ik knikte, dat had ik vast gemist. Ik probeerde even niet aan mijn toekomst te denken en weer op mijn omgeving te letten. De groene, metalen deuren waren verdwenen en glanzende eikenhouten deuren waren ervoor in de plaats gekomen. De vloer was bedekt met een rood vloerkleed, waardoor de hal veel aan een hotel deed denken. Er was alleen één klein detail wat duidelijk maakte dat dit géén hotel was. Elke plek op de muur die niet in beslag was genomen door één van de grote deuren, was behangen met foto’s. Foto’s van mensen die me onbekend waren, maar ook foto’s van Julian en de tweeling. Deze hal was alles wat ik niet verwacht had in een schuilplaats van de Jagers. ‘Kom je?’ vroeg Julian. Zijn stem klonk eng dichtbij. Toen ik opzij keek, keek ik recht tegen zijn wang aan en ik deed een geschrokken sprongetje opzij. Julian grijnsde breed. ‘Sorry, ik wilde je niet laten schrikken’ zei hij verontschuldigend, al was dat duidelijk wel zijn bedoeling geweest. ‘Juist. Ja, ik kom’ mompelde ik en liep met Julian naar Isanne en Chester die opgewonden bij een deur stonden. ‘Ben je er klaar voor?’ vroeg Isanne opgewonden. Ik knikte en liet er een diepe zucht op volgen. Chester zwaaide de deur open en keek me afwachtend aan. Ik keek vragend terug, tot ik besefte dat het nu de bedoeling was dat ik de kamer in zou kijken. Ik wende mijn hoofd af en meteen viel mijn mond open. De meest mooie kamer die ik ooit gezien had was voor mijn ogen verschenen. Toen Julian me een zachte duw in mijn rug gaf zette ik een stap de kamer in. De vloer was hier aanzienlijk warmer. Ik liep naar de hoek van de kamer, waar een groot hemelbed stond. Ik draaide me om en keek Julian en de tweeling vragend aan. ‘O, ja. In deze gang slapen Gekozenen en Jagers’ zei Chester. ‘Gekozenen?’ vroeg ik niet-begrijpend. Chester knikte. ‘Wij’ zei hij verbaasd dat hij het uit moest leggen en gebaarde naar Julian, Isanne en zichzelf. Gevangenen dus, zei ik in gedachten tegen mezelf. Ik merkte hoe Julian’s wenkbrauwen even samentrokken in een boze frons. Ik liet mijn hand over de zachte dekbedhoes glijden. ‘Maar… ‘begon ik verward. ‘Zijn ze niet bang?’ vroeg ik. Julian schudde zijn hoofd. ‘Waarom zouden ze? We werken samen’ zei hij rustig. Ik verstijfde kort toen die woorden tot me doordrongen. Geweldig. Ik kon dus kiezen tussen de dood of samenwerken met mijn tot nu toe grootste vijand. Hoewel, eigenlijk lag die keus niet eens bij mij, maar bij de baas, wie dat ook zijn mocht. Ik hoorde Julian geïrriteerd zuchten en draaide me met mijn rug naar hem toe. Mijn mond viel een tweede keer open. Waar normaal een muur zou zitten, zat een gigantisch raam dat uitkeek op een prachtige tuin, met planten waar ik de naam niet eens van wist. ‘Wow’ fluisterde ik overdonderd. Ik hoorde hoe Isanne naast me kwam zitten en net als mij naar buiten keek. ‘Gaaf, hè?’ zei ze en nam de bomen en planten in zich op. ‘Je moet het een keer van boven zien als je zover bent’ zei ze dromerig. ‘Als je dat zelf wilt, natuurlijk’ voegde ze er snel aan toe toen ze mijn blik opmerkte. Ik scheurde mijn blik los van de tuin en bekeek de rest van de kamer. Het plafond boven het bed was bedekt met spiegels, die de kamer er nog groter uit deden zien. Ook naast de grote, houten kast hing een spiegel aan de muur. Tegenover het bed hing een groot tv-scherm en ik merkte nu pas het kleine nachtkastje op, waar vermoedelijk de afstandsbediening in één van de laatjes lag. Ik zag een stereo, vlak naast een comfortabel uitziende bank. In elke hoek stond een grote, zwarte box die het geluid moesten doorlaten. Chester liep de kamer nu ook in en ging op de bank zitten, maar Julian bleef in de deuropening staan. Ik merkte dat Chester me met diepe rimpels in zijn voorhoofd aanstaarde, wat me een ongemakkelijk gevoel gaf. ‘Het is vreemd’ zei hij zonder zijn blik af te wenden.’je bent hartstikke jong en toch al zo sterk’ Ik keek hem vragend aan. Ik kon me niet herinneren dat ik hem mijn leeftijd verteld had. Hij glimlachte afwezig. ‘Dat zou op zich al een reden moeten zijn voor de baas om je in leven te houden’ zijn blik was nu op het stuk bed naast me gericht. Plotseling bewoog hij zijn hoofd met een ruk opzij en leek weer terug te keren met zijn gedachten. Toen hij mijn blik opving stond hij op van de bank en ging vervolgens weer zitten. ‘Sorry. Ik was even weg.’ Zei hij verontschuldigend. Ik knikte en keek hem onderzoekend aan. ‘Hoe kun je weten hoe oud ik ben?’ vroeg ik na een korte aarzeling. Ik had het niet verteld. Toch? ‘Heeft Julian het je verteld?’ vroeg ik toen geschrokken en wierp Julian een verwijtende blik toe. Het was niet de bedoeling dat hij aan iedereen mijn gedachten vertelde. ‘Nee, Julian heeft er niks mee te maken’ verzekerde hij me en klapte een paar keer met zijn vleugels. ‘Ik heb deze niet voor niets, weet je’ zei hij. ‘een kracht?’ vroeg ik verbaasd. Ik had er niet bij stilgestaan dat de baas ook een reden moest hebben om Isanne en Chester om te dopen tot Gevangenen. Chester knikte met een grijns op zijn gezicht. ‘Ik en Isanne kunnen met één blik weten hoe oud iemand is, wat de grootte van zijn kracht is, of hij iets bijzonders kan en wat zijn karakter is.’ Legde hij uit. Ik bleef even stil. Ik was al verbaasd dat de salk die de gedachten kon lezen bestond, laat staan dat er nog meer met krachten waren. ‘Dat is… gaaf’ wist ik er uiteindelijk uit te krijgen. Chester trok een mondhoek op tot een scheve grijns en stond weer op. ‘Ja, het kan soms handig zijn’ zei hij bescheiden. ‘Maar ik denk dat we je nu maar alleen moeten laten’ zei hij glimlachend. Hij stond op en liep met Isanne en Julian de kamer uit. Ik bleef alleen achter en gunde mezelf wat tijd om overal over na te denken. Ik had nooit gedacht dat je leven zo snel kon veranderen. Iets meer dan een week geleden was ik nog gewoon een vampier die net verhuisd was en haar best deed haar ware aard niet te laten zien aan de mensheid. Nu zit ik in een ongelooflijke kamer te wachten op mijn vonnis. Niet mijn idee van lol. Ik liet me naar achteren zakken en keek naar de spiegels boven mijn hoofd. De tijd leek veel te langzaam te verstrijken terwijl ik mijn gedachten op een rijtje probeerde te krijgen, zonder veel succes. De lucht aan de andere kant van het raam werd langzaam donkerder en ik ging voor het raam zitten om de sterren te kunnen bekijken. De felle maan hulde de tuin in een sprookjesachtig licht, wat het er allemaal onwerkelijk uit leek te zien. Het lukte me bijna om mezelf ervan te overtuigen dat dit allemaal niet echt was, dat ik zometeen op zou staan om met mijn gedachten terug te keren in mijn eigen huisje. Maar toen ik opstond was ik nog steeds in dezelfde kamer en ging ik op het hemelbed liggen. De maan zakte langzaam weg en werd vervangen door de zon die de wolken oranje kleurde. Ik zuchtte diep en sloot mijn ogen voor een korte tijd. Het geluid van de deur die zachtjes openging deed me meteen overeind veren. Julian stond uitdrukkingloos in de deuropening. ‘Wat?’ vroeg ik botter dan ik bedoelde. ‘Het is tijd’ zei Julian. Ik stond op en keek hem peilend aan. ‘Tijd voor wat?’ vroeg ik wantrouwend. ‘De transformatie’ antwoordde hij en ik verstijfde. Ik wilde niet. Ik wilde geen zwarte vleugels. Ik wilde geen beest in mijn hoofd dat me vertelde wat ik moest doen. ‘kom je?’ vroeg Julian, maar aan zijn gezicht te zien wist hij al wat ik zou antwoorden. Ik sloeg mijn armen over elkaar en bleef zitten. ‘Nee’ zei ik koppig. Julian zuchtte en kwam naar me toe. ‘Je hebt geen keus, Daniëlle’ zei hij rustig en wilde mijn arm pakken. Ik trok hem weg en deed een stap van hem weg. ‘Nee’ zei ik opnieuw, maar ik kon niet voorkomen dat mijn stem zachtjes trilde. Julian zuchtte en keek over zijn schouder. ‘Chester, bewaak de deur’ zei hij en meteen verscheen Chester in de deuropening met uitgeslagen vleugels zodat ik er niet langs zou kunnen. ‘Nee’ mompelde ik en deed nog een stap achteruit toen Julian eentje naar me toe deed. Hij greep mijn pols vast en ik probeerde me los te rukken terwijl mijn ogen koortsachtig de kamer rond keken. ‘Nee!’ riep ik angstig en duwde Julian van me af. Hij leek hier even door verrast en verloor bijna achterover. Zijn blik werd vastberaden en hij stond in een flits achter me om zijn armen om me heen te slaan en me in een ijzeren greep tegen zich aan te drukken. ‘Daniëlle, je maakt het alleen maar erger voor jezelf’ zei hij. Ik luisterde niet en probeerde me los te wringen. ‘Nee! Ik wil niet!’ schreeuwde ik. ‘laat me los!’ Ik trapte naar achteren tegen zijn schenen, maar Julian gaf geen kik. Hij duwde me langzaam richting de deur en ik haakte mijn voet achter de deur. ‘Laat me gaan!’ schreeuwde ik nog eens. Ik raakte in paniek en mijn ademhaling ging onregelmatig. Ik schreeuwde, gilde, schopte, maar Julian liet niet los. Ik plaatste mijn hak met veel kracht op zijn voet en ik hoorde hoe hij zijn kaken op elkaar klapte. ‘Daniëlle’ zei hij op dreigende toon. ‘Nee!’ riep ik met overslaande stem en gooide mijn gewicht in de strijd om het Julian zo moeilijk mogelijk te maken. ‘Je vraagt erom’ zei Julian zachtjes en dat was het laatste wat ik hoorde, want toen werd alles zwart en zakte ik als een levenloos hoopje in elkaar.

Toen ik bijkwam was het brandende gevoel in mijn schouderbladen het eerste dat me opviel. ‘Dani-elle’ klonk de bezorgde stem van Julian. Niet in mijn hoofd, gewoon naast me. Het tweede dat me opviel was dat ik geen kleren op mijn bovenlijf droeg. Het derde dat me opviel was dat ik, godzij-dank, op mijn buik lag. ‘Julian? Wat heb je met mijn kleren gedaan?’ vroeg ik voorzichtig. Praten ging moeilijker dan ik me kon herinneren. Julian lachte zachtjes en gooide iets op mijn rug. Mijn vest. ‘Draai je om’ zei ik op bevelende toon en trok zo snel mogelijk mijn vest aan. Ik ritste hem helemaal dicht en ging voorzichtig zitten. De kamer leek hevig te bewegen en ik moest mijn ogen even dichtknijpen om hem weer stil te laten staan. Er was iets dat niet klopte. Mijn rug leek stukken zwaarder en mijn vest drukte tegen iets op mijn rug aan wat me het gevoel gaf alsof ik vastgebon-den zat, maar dat sloeg nergens op. Ik kon mijn armen en benen nog steeds vrij bewegen. Ik tastte met mijn hand op mijn rug en verstijfde. Die twee bobbels zaten daar eerst nog niet. Ik keek Julian vragend aan en probeerde me te herinneren wat er gebeurd was. Mijn ogen werden groot toen het weer naar boven kwam. Nee, dat kon niet! Ik keek naar mijn rug en mijn ogen werden nog groter toen ik de twee zwarte, puntachtige, geverderde dingen onder mijn vest uit zag steken. Ik keek ge-schrokken naar Julian. ‘Heb ik...?’ ‘vleugels? Ja’ zei Julian glimlachend. ‘maar.’ stamelde ik ver-baasd. Er hoorde dan nu toch ook een beest in mijn hoofd te zitten? Die was er niet, dacht ik. Ik merkte in ieder geval niets anders, op die vleugels na dan. Ik werd uit mijn gedachten gerukt door Julian die opeens hard begon te lachen. ‘Wat?’ vroeg ik geërgerd. Julian moest moeite doen om zijn lach in te houden en keek me grijnzend aan. ‘Dacht je echt dat.’ hij viel even stil door een lach die weer op kwam borrelen. ‘dat we iets in je hoofd zouden stoppen?’ maakte hij zijn vraag af en begon weer te lachen. ‘Hebben jullie dat dan niet gedaan?’ vroeg ik wat geïrriteerd. Ik vond het niet een dergelijk leuk idee dat hij me nu aan het uitlachen was. Ik zag niet in wat er zo grappig was. ‘Sorry’ verontschuldigde Julian zich toen hij uitgelachen was. ‘Nee, het is gewoon een domme roddel die één of andere idioot de wereld in heeft geholpen’ zei hij. ‘Er zit niks in je hoofd’ verzekerde hij me. Ik haalde opgelucht adem, maar toen schoot me ineens iets te binnen.’Werkte je vrijwillig mee aan dat verhoor?’ vroeg ik verafschuwd. Julian’s glimlach verstomde meteen. ‘Nee, Daniëlle. Je begrijpt het niet’ zei hij en legde zijn hand op mijn been. Ik sloeg hem meteen van me af. ‘Ik begrijp het hartstikke goed!’ riep ik kwaad en stond op. Dat had ik niet moeten doen. De vloer onder mijn voeten begon wild te schommelen en mijn knieën leken wel van rubber. Ik viel voorover en tot mijn afschuw ving Julian me op en moest hij me stevig vasthouden voor ik weer wat controle over mijn benen kreeg. ‘Je hebt te weinig bloed in je lichaam.’ Zei hij en zette me op een stoel. Hij rommelde wat in een kast en haalde er toen een zak bloed uit. Zo kwamen ze daar dus aan, donorbloed. ‘Je moet wat drinken’ zei hij beslist en scheurde met zijn hoektand een opening in de zak. ‘Hier’ zei hij en reikte me de zak aan. Ik draaide mijn hoofd weg en keek strak naar de muur. ‘Ik neem geen bloed aan van verraders’ zei ik koppig en sloeg mijn armen over elkaar heen. Julian zuchtte diep en legde de zak weg. Hij draaide mijn gezicht naar zich toe en hield mijn kin stevig vast, zodat ik mijn blik geen tweede keer kon afwenden. ‘Blijf van me af’ gromde ik en keek hem strak aan. Julian rolde met zijn ogen en liet me los. Ik stond op en probeerde niet te laten merken dat de kamer wild rond begon te tollen. Nee, ik liep gewoon in een zo recht mogelijke lijn naar de deur aan de andere kant van de kamer. Ik was nog niet halverwege of de vloer onder mijn voeten verdween en ik smak-te op grond. Ik probeerde kreunend overeind te krabbelen, maar dat was al niet meer nodig. Julian tilde me zonder veel moeite op en legde me met veel zorg op dezelfde operatietafel als waar ik wakker op was geworden. Hij hield de zak grijnzend boven mijn hoofd en ik snoof kwaad. Toch kon ik het niet weerstaan. ‘Geef hier’ zei ik en griste de zak uit zijn hand, waarna ik de zak met gul-zige slokken leegdronk. Ik wilde het niet toegeven, maar ik voelde me meteen beter. ‘Ik breng je wel naar je kamer’ zei Julian nadat hij de nu lege zak weg had gegooid. ‘Ik kan zelf ook wel lopen’ zei ik dwars en stond op. De kamer stond dit keer stil, maar mijn slappe benen maakten dat ik als een dronkenlap rond zwabberde. Natuurlijk begon Julian meteen hard te lachen. ‘Houd je mond’ zei ik geïrriteerd, terwijl ik me nog net vast wist te grijpen aan een stoel. Julian bleef, tot mijn verbazing, braaf stil. Hij kwam achter me staan en pakte me zonder iets te zeggen vast. ‘Ik weet niet hoor, maar ik denk dat ik je toch maar even help’ zei hij grijnzend. ‘Nee, het lukt wel’ zei ik en probeerde me uit zijn greep te wringen. Hij liet onverwacht los, waardoor ik voorover viel. ‘Ik zie het, ja’ zei Julian en pakte me opnieuw vast. Ik wist gewoon dat zijn grijns nu nog breder was geworden, al kon ik zijn gezicht niet zien. ‘Trouwens, je vindt toch niet de weg in je eentje’ zei hij en begeleidde me naar de deur. Toen hij deze opende moest ik even met mijn ogen knipperen om te wennen aan het felle licht. In plaats van een hal, wat ik verwacht had, was er een groot pad dat door de tuin leidde te zien. Net toen ik iets wilde zeggen, tilde Julian me op. ‘Zet me neer!’ riep ik kwaad en begon wild tegen te spartelen. Ik hoorde een geluid dat ik niet kon plaatsen. Julian sprong de lucht in en in plaats van weer op de grond neer te komen, steeg hij als maar hoger de lucht in. Hij vloog. Ik keek met grote ogen naar de grond onder me en zag dat het gebouw waar we net in zaten zich los van de rest bevond. Dit keer was het heel anders dan de vorige keer. Toen wist ik niet wat me overkwam en wat me ging overkomen. Nu was het bijna mooi. Bijna, want ik was nog steeds kwaad op Julian. Toen hij onverwacht een stukje naar beneden zakte, sloeg ik geschrokken mijn armen om zijn nek. Hij grijnsde breed en ik bedacht me dat dat natuurlijk precies zijn bedoeling was geweest, dus ik liet zijn nek weer los. Ik keek een tweede keer naar beneden en pakte toch maar voor de zekerheid zijn shirt vast. Ik wilde liever niet vallen. Na wat voor mij veel te lang leek, kon ik mijn voeten weer op de grond zetten. Ik liet Julian meteen los, waarop hij zachtjes grinnikte. ‘Doe dat nooit meer’ zei ik chagrijnig. Julian’s grijns werd er alleen maar breder van. ‘Vuile sadist’ mompelde ik. Zijn mondhoeken zakten meteen naar beneden en hij duwde me zonder iets te zeggen het gebouw met mijn kamer in. Oké, misschien was wat ik gezegd had niet helemaal eerlijk, maar hij vroeg er gewoon om. Ik ging hoe dan ook geen sorry zeggen. Noway dat dat zou gebeuren. Hoe kinderachtig het ook klonk, hij zou eerst zelf zijn excuses aanbieden. Ik bekeek hem even vanuit mijn ooghoeken. Hij keek als een soort zombie voor zich uit, wat er een beetje griezelig uitzag. ‘Bedankt, hoor’ zei hij sarcastisch. Oja, hij kon gedachten lezen. ‘Graag gedaan’ zei ik net zo sar-castisch als hij deed. Ik herkende de rode vloerbedekking en de houten deuren. We waren dus al bijna bij mijn kamer. Alhoewel, hoeveel van dit soort gangen zouden er zijn? Bij een T-splitsing was er, zoals ik al dacht, eenzelfde gang te zien en ik liep achter Julian aan, die afsloeg naar links. Nadat we voor de zoveelste keer een nieuwe gang insloegen, gaf ik mijn poging te onthouden waar we heen gingen maar op. Het leek wel een soort doolhof. Net toen ik een foto van Julian en een onbekend meisje dacht te herkennen, stond Julian abrupt stil en opende de deur naast zich. ‘Je ka-mer’ zei hij monotoon. Ik knikte en liep naar binnen. De zachte klik liet me weten dat de deur weer dicht was en Julian dus weg. Ik liep direct naar de kast. Ik voelde me niet helemaal op mijn gemak met alleen een vest aan. Ik griste een T-shirt uit de kast zonder erop te letten hoe het eruit zag. Zo-lang het maar paste. Ik stond op het punt mijn vest te openen toen mijn ogen naar het raam getrok-ken werden. Aan de andere kant stond een kleine groep mensen, die zich ieder moment konden omdraaien. Was er nergens een gordijn? Ik liep naar het raam en keek naar de bovenkant, maar zag niks. Ik liep naar de zijkant van het raam toe, maar ook daar was niks te zien. ‘Great. Is er het zo moeilijk om een gordijn op te hangen?’ vroeg ik geïrriteerd. Ik draaide mijn rug weer naar het raam toe en keek of ik me ergens anders ongezien kon omkleden. Achter het bed dan maar, dacht ik. Het was beter dan helemaal niets. Ik zette een stap vooruit, maar mijn voet bleef ergens achter haken. Een of ander draad van de stereo. Ik viel voorover, met mijn handen tegen de muur aan. Mijn rech-terhand drukte een knopje in en toen ik een zoemend geluid hoorde keek ik naar het raam, waar langzaam een zwart scherm voor schoof. Aha, ik had het gordijn gevonden. Toen het de grond be-reikt had trok ik mijn vest uit en schoot in het shirt. Ik merkte dat er in de rug van het shirt 2 gaten ter hoogte van mijn vleugels zaten en na veel moeite – ik had mijn vleugels nog niet helemaal onder controle – had ik mijn vleugels door de gaten gewurmd.

5. Partners
‘Waar gaan we heen?’ vroeg ik nieuwsgierig aan Isanne. Ze kon alleen maar nietszeggend glimlachen. We liepen door de tuin, maar Isanne gaf me geen tijd die te bekijken. Toen we op een groot grasveld uitkwamen, gebaarde ze dat ik hier moest blijven wachten en liep naar een onbekend meisje dat duidelijk geen vampier was. Toen ze het meisje mijn kant op meenam, keek ik haar vragend aan. Wat was ze van plan? ‘Daniëlle, dit is Lena. Lena, dit is Daniëlle’ stelde ze ons aan elkaar voor. Lena stak haar hand naar me uit en ik nam hem twijfelend aan. Haar huid voelde ongewoon warm aan, maar dat zal wel door mijn koude lichaamstemperatuur komen. ‘Zij gaat je leren vliegen’ zei Isanne met nog steeds dezelfde glimlach op haar gezicht. Mijn mond viel open en mijn hand viel weer langs mijn lichaam. Ik keek Isanne met grote ogen aan. ‘Maar ze is een… mens!’ riep ik verbaasd uit. ‘Dus?’ vroeg Lena op beledigde toon. Ik draaide mijn hoofd weer haar kant op en zag dat ze haar armen over elkaar had geslagen. ‘Ik ben een salk’ zei ik, verbaasd dat ik dat nog moest uitleggen. Lena glimlachte spottend. ‘Fijn dat je daar ook achter gekomen bent’ zei ze cynisch. Ik keek haar woedend aan en wierp Isanne een hulpzoekende blik toe. Dit kon toch niet? Als ik wilde kon ik met één beweging haar nek breken, of haar botten verbrijzelen, ik kon haar bloed drinken. Kortom, genoeg manieren om haar te doden. Ik zag niet in waarom Lena zich zou gedragen. ‘Welkom in de schuilplaats, Daniëlle’ zei Lena rustig en keek even naar Isanne. ‘Oja, ik moet gaan. Veel succes Daan!’ riep ze vrolijk voor ze tussen de bomen aan de andere kant van het veld verdween. Ik bleef alleen achter met Lena. Ze klapte haar handen ineen en keek me even onderzoekend aan. ‘Ik neem aan dat je je vleugels al wel kunt bewegen, toch?’ vroeg ze. ‘Hoe kun je me leren vliegen als je niet eens vleugels hebt?’ vroeg ik zonder antwoord te geven. Lena glimlachte. ‘Ik kan meer dan jij denkt’ zei ze rustig. ‘Probeer je vleugels eens te bewegen’ zei ze voordat ik verder kon vragen. Ik keek haar met een priemende blik aan en sloeg mijn armen over elkaar. ‘Waarom?’ vroeg ik rustig. Lena zuchtte en keek met net zo’n blik terug. ‘Als je het zo wilt spelen, vind ik het best. Je schiet er toch niets mee op’ zei ze. Ik keek haar even kwaad aan, maar probeerde toch maar mijn vleugels te bewegen. Het lukte ongeveer: ze bewogen wel, alleen niet helemaal zoals ik dat wilde. Mijn rechtervleugel schoot uit en knalde tegen Lena aan waardoor ze op de grond viel. Ze kreunde en ik keek geschrokken naar Lena. ‘Sorry’ piepte ik, mijn opstelling van net alweer vergeten. Lena keek me woedend aan en krabbelde weer overeind. ‘Je bent toch iets minder ver dan ik dacht’ mompelde ze en klopte wat zand van haar kleren. ‘Draai je om’ beval ze. Ik keek haar even twijfelend aan, maar deed toen toch maar wat ze zei. Ze pakte mijn vleugels vast en bewoog ze langzaam naar buiten. ‘Voel je dat?’ vroeg ze rustig. ‘Tuurlijk’ mompelde ik geïrriteerd. ‘Oké, probeer het nu zelf eens’ zei ze en vanuit mijn ooghoek zag ik hoe ze een paar meter naar achter liep. Ik zuchtte en rolde met mijn ogen. Zo moeilijk kon het niet zijn. Ik concentreerde me op de spieren in mijn vleugels en probeerde te doen wat Lena zei. Dit keer lukte het me ze te bewegen zonder iemand omver te slaan. Ik glimlachte breed en probeerde het nog eens. Mijn glimlach viel meteen weg toen ik mezelf tegen mijn hoofd sloeg en ik hoorde Lena hard lachen. Ik zuchtte diep, dit zou nog een lange dag worden.

Zes happen zand, vijf sarcastische opmerking en een zwakke poging mijn voeten van de grond te krijgen later legde Lena lachend een hand op mijn schouder. ‘Ik denk dat we morgen maar verder moeten’ zei ze hoofdschuddend. Ik knikte opgelucht. Ik was er nu ook wel klaar mee voor vandaag. ‘Ik loop wel met je mee naar de goede hal’ bood ze aan en ik glimlachte. Nu ik over het hele Mens-geeft-vampier-les-gebeuren heen was viel ze nog best mee. ‘Ik denk namelijk niet dat je het in je eentje vind’ Oké, dat nam ik terug. Ze was verschrikkelijk. ‘Misschien vind ik het wel alleen’ zei ik verdedigend. Lena glimlachte. ‘Misschien wel, maar laten we het risico maar niet nemen’ zei ze honend. Ze gaf me een kleine duw in mijn rug en ging naast me lopen. ‘Heeft de tweeling je al laten zien waar de eetzaal is?’ vroeg ze. Ik durfde het bijna niet te zeggen, maar het klonk haast aardig. Haast, want ik was de les nog niet vergeten. ‘Niet dat ik weet’ antwoordde ik. ‘Handig’ mompelde Lena binnensmonds, alsof het aan mij lag. Hartelijk dank, maar niet heus. Lena zuchtte diep. ‘Oké, de plannen zijn gewijzigd. We gaan naar de eetzaal’ zei en trok me de tegenovergestelde kant op. Ik fronste diep. Ik had toch helemaal geen avondeten nodig? ‘Het is een soort traditie dat iedereen ‘s avonds samen in de eetzaal doorbrengt’ legde ze uit. ‘Kun jij nu ook al gedachten lezen?’ vroeg ik achterdochtig. Lena glimlachte. ‘Nee, Julian vertelt me gewoon wat ik moet zeggen’ Mijn ogen schoten automatisch de omgeving rond. Was hij hier ergens? ‘Hij houdt een plek voor ons vrij in de eetzaal’ zei Lena toen ze me doorhad. Ze versnelde haar tempo en ik liep met tegenzin achter haar aan. Ik zat niet te wachten op een diner met Lena en Julian. Lena liep via een andere ingang het gebouw in en keek geïrriteerd achterom. ‘Ik dacht dat vampiers snel waren, maar jij bent op dit moment ongelooflijk sloom’ mompelde ze. Ik wist dat ze het alleen zei om me door te laten lopen, maar ik voelde me toch beledigd. Ik versnelde mijn tempo zodanig dat ze niet steeds op me hoefde te wachten, maar erg snel ging ik nog steeds niet. Lena opende een deur die haast niet te zien was, doordat hij dezelfde kleur als de muur eromheen had. Aan de andere kant van de drempel was een gigantische ruimte en het sterke geluid van een pratende menigte drong tot mijn oren door. ‘De eet-zaal’ deelde Lena mee voor het geval het nog niet tot me doorgedrongen was. In het midden van de zaal stond een gigantische tafel vol met mensengerechten. Daaromheen stonden allemaal vierkanten tafeltjes. Toen ik mijn blik van de zaal los scheurde en opzij naar Lena wilde kijken, zag ik dat ze al naar een tafel in de hoek liep. ‘Wacht vooral niet op mij’ mompelde ik sarcastisch en beende ver-volgens achter haar aan. ‘Ben je daar eindelijk?’ vroeg ze toen ik naast haar kwam te lopen. ‘Niet dankzij jou’ mompelde ik als antwoord, waarop Lena grinnikte. Oja, wat hadden we een lol. Toen ik Isanne, Chester en Julian aan een tafel zag zitten met een paar andere mensen die ik niet kende, haalde ik Lena in en liep naar de tafel toe. ‘Daniëlle!’ Een meisje met blonde lokken stond op van haar stoel en gebaarde dat ik naast haar moest komen zitten. Ik keek vragend naar Chester en Isanne (Ik weigerde Julian aan te kijken), maar die lachten alleen maar breed. Lena plofte neer naast Julian, dus de enige vrije stoel was nog naast het onbekende meisje dat om de één of andere reden mijn naam wist. Dat moest dan maar. Ik liet mezelf op de stoel naast haar zakken en ze pakte enthousiast mijn hand vast. ‘Ik ben Sterre!’ riep ze vrolijk. Een jongen met bruine haren en een vrolijk gezicht legde een hand op haar schouder. ‘Ster, misschien moet je even wat rustiger doen’ zei hij lachend. Sterre keek even van de jongen naar mij en liet toen mijn hand weer los. ‘Sorry, ik ben gewoon heel blij dat ik je eindelijk een keer ontmoet’ zei ze en glimlachte verontschuldigend. ‘We worden ten slotte partners’ zei ze, duidelijk niet in staat haar enthousiasme te onderdrukken. Mijn mond viel open. Partners? Sterre keek me verbaasd aan toen ik stil bleef. ‘Heeft niemand je daar dan over ver-teld?’ vroeg ze en keek Isanne en Chester beschuldigend aan. ‘Nouja, dan doe ik het wel weer’ zei ze en draaide zich naar mij toe. Ze was net een stuiterbal. ‘Iedere Gekozene wordt aan een Jager gekoppeld om samen te werken. Ches en Ies zorgen dat de twee personen bij elkaar passen’ legde ze uit. Ik geloof dat er een ongelooflijke fout was gemaakt. Dat kind kon amper stilzitten. Bovendien zag ze er niet uit alsof ze ooit serieus kon zijn. We leken gewoon absoluut niet op elkaar. Ja, we waren allebei blond, maar zelfs dat was anders. Sterre’s haren waren zo blond dat je het haast geel kon noemen, terwijl mijn haren eerder tegen witblond aanzaten. ‘En… Iedereen heeft zo’n partner?’ vroeg ik langzaam. Sterre knikte en wees naar de bruinharige jongen. ‘Dat is Jesse, Isanne’s partner’ zei ze en wees vervolgens naar een meisje met donkerbruine haren dat naast Chester zat. ‘Dat is Naomi, Chester’s partner’ Mijn blik schoot naar Lena en Julian. Meteen daarna herinnerde ik me mijn voornemen Julian niet meer aan te kijken. Foutje. Ik zag hoe Julian’s mond een fractie van een seconde glimlachte. Damn. ‘Ik geloof dat je zelf al de conclusie hebt getrokken dat Lena en Julian partners zijn’ zei Sterre en ik merkte dat ze nu weer normaal op haar stoel zat, in plaats van naar mij gedraaid. Eigenlijk hoorde het me niet te verbazen. Ze leken gewoon heel goed bij elkaar te passen, op de een of andere manier. Ik wendde mijn blik van het tweetal af en keek in plaats daarvan naar het eten op Sterre’s bord. ‘Wat is dat?’ vroeg ik met een vies gezicht. Sterre moest lachen en schoof wat van de rare, groene prut op haar vork. ‘Spinazie’ zei ze en stopte het in haar mond. Ik keek met grote ogen naar de nu lege vork. ‘Je eet het op’ zei ik verafschuwd. Sterre knikte schouderophalend. ‘Het is lekker’ zei ze toen ze het had doorgeslikt. ‘Nee, het is groen’ zei ik langzaam. Sterre moest opnieuw lachen toen ze mijn gezicht zag. ‘Ik snap ook niet hoe ze het binnen kunnen houden, hoor’ zei Chester. ‘Ze noemen ons eten gruwelijk, maar Naomi’s lievelingseten is een dood stuk varken’ zei hij lachend, wat hem een mep van Naomi opleverde. ‘Ze noemen het ook wel vlees, Chester’ merkte ze op, wat Chester alleen maar harder deed lachen. ‘Trouwens, ik lust ook geen spinazie’ zei Naomi nadat ze een por in Chester’s zij had gegeven. Sterre keek me grijnzend aan en nam nog een hap. Ze sloot haar ogen en slikte het spul door. Vervolgens likte ze haar lippen af, alsof ze me duidelijk wilde maken dat het niet zo vies was als het eruit zag. ‘In pannenkoeken is het nog lekkerder’ zei Sterre. Jesse sprong overeind van zijn stoel. ‘Cultuur barbaar!’ riep hij met een priemende vinger die hij op Sterre had gericht. ‘Jij wilt het enige ongezonde, vette voedsel dat we hier nog kunnen krijgen gezond maken?’ riep hij verafschuwd uit. Lena sloeg kreunend een hand voor haar gezicht. ‘Jesse, alsjeblieft. Ga zitten en probeer normaal te doen’ zei ze, waarop Jesse zich met een beledigd gezicht op zijn stoel liet zakken. Sterre ging ongestoord verder met het naar binnenwerken van de spinazie. Naomi begon tegen Chester een verhaal over een mevrouw in de supermarkt die haar er niet langs wilde laten, Isanne liet Jesse een armband zien die blijkbaar nieuw was, Lena at zonder iets te zeggen haar bord leeg en Julian staarde in het niets voor zich uit. Ik voelde me bijzonder overbodig.
People holding grudges should be holding hands.

xHolyPoepiesaus
Diamanten lid
Berichten: 12078
Lid geworden op: 06 mei 2010, 13:06

Bericht door xHolyPoepiesaus » 26 jun 2010, 11:37

6. De opdracht
‘Let’s get fuckin’ freaky, now!’ Muziek die eigenlijk alleen met het woord ‘schreeuwen’ omschreven kon worden galmde door de hal heen. Het was twee maanden na de eerste keer dat ik Sterre ontmoet had en 6 uur vroeg in de ochtend. Ik kon me voorstellen dat de Jagers, die hun slaap nodig hadden, zich behoorlijk ergerden aan het lawaai dat uit Lena’s kamer kwam. Ik zat al een paar mi-nuten te luisteren, maar niemand leek zich ertoe te kunnen zetten haar te vragen of die muziek uit kon. Ik zuchtte en stond op. Dan deed ik het wel weer. Ik liep mijn kamer uit en sloeg rechtsaf. Na alle afspraken met Lena om me te leren vliegen kon ik haar kamer zelfs blind nog vinden. Toen ik bij de juiste kamer kwam, klopte ik netjes aan. Toen het stil bleef (op de muziek na dan) aan de andere kant van de deur, duwde ik de klink omlaag en stapte haar kamer binnen. Lena lag met gesloten ogen en gespreide armen op het bed. Haar mond playbackte mee met de tekst van het nummer en haar voeten tikten ritmisch mee op de maat. ‘Lena?’ vroeg ik voorzichtig. Uit ervaring wist ik dat ze soms nog wel eens last had van een ochtendhumeur. Er gebeurde niets dat aangaf dat ze me gehoord had. ‘Lena?!’ herhaalde ik nu iets harder. Ze opende één oog en keek me geïrriteerd aan. ‘Wat?’ vroeg ze. Ja, duidelijk een ochtendhumeur. Dit werd mijn dood. ‘Kan je muziek wat zach-ter? Er zijn mensen die nog proberen te slapen’ zei ik rustig zonder aandacht aan de gefrustreerde blikken van haar te geven. Ik wist onderhand wel dat dat toch niets hielp. Lena zuchtte en ging rechtop zitten. ‘Jij slaapt niet eens’ zei ze. ‘Ik zei ook mensen, geen vampiers’ antwoordde ik rustig. Lena zuchtte een tweede keer en liep naar de stereo toe. ‘Hou je niet van brokencyde?’ vroeg ze en hield haar ogen gericht op de achterkant van een cd hoesje. ‘Wat is dat?’ vroeg ik een beetje geïrri-teerd, omdat ze de muziek nog niet zachter had gezet. Lena keek me gespeeld geschokt aan. ‘Dit is brokencyde’ zei ze en hield het cd hoesje omhoog. ‘Nee, dan hou ik er niet van. Kan die muziek nou zachter?’ vroeg ik. Lena keek me kwaad aan, maar draaide de volumeknop wel wat omlaag. ‘Dankje’ mompelde ik en beende haar kamer uit. Toen ik de hal uitliep, zag ik hoe de deur vak naast me geopend werd en hoe Julian tevoorschijn kwam. Onze blikken kruisten elkaar heel even, voordat we allebei een andere kant opliepen. We zeiden nog steeds niets tegen elkaar. Ik omdat ik nog steeds boos op hem was, hij omdat hij wist dat ik toch niets terug zou zeggen.
Net toen ik me op de bank liet zakken, vloog mijn kamerdeur al weer open. Toen ik het opgewon-den gezicht van Sterre zag, moest ik glimlachen. Ik dacht al lang niet meer dat er een fout was ge-maakt, Sterre bleek ongelooflijk aardig te zijn toen ik haar wat beter leerde kennen. ‘Wat is er?’ vroeg ik toen Sterre naast me op de bank plofte.’Weet je wie ik net tegenkwam?’ vroeg ze en stui-terde op en neer. Ik keek haar vragend aan, ik zou het toch niet kunnen raden.’Julian!’ riep ze vro-lijk. ‘En?’ vroeg ik een beetje geïrriteerd. Iedereen leek hem gewoon aardig te vinden, ondanks het feit dat hij hen gemarteld had. ‘We krijgen onze eerste opdracht!’ riep ze opgewonden. Sterre was net twee maanden eerder in de Schuilplaats aangekomen dan ik, dus voor haar was alles bijna net zo nieuw als voor mij. ‘Julian hoorde meneer Roosen denken. We moeten samen met hem en Lena achter een delger aan!’ Mijn mondhoeken trokken omlaag. Dit was het enige waar ik tot nu toe bang voor was geweest: mijn vijand helpen mijn soortgenoten uit te roeien. Alhoewel, ik weet niet of ik Jagers nu nog mijn vijanden kan noemen. Sterre was ten slotte ook een Jager en Naomi en Jesse ook natuurlijk. Nee, ik had al lang door dat Jagers geen geobsedeerde moordenaars waren die niet tegen hun verlies konden. Niet alle Jagers tenminste. Ik had Lena’s ouders één keer ontmoet en nu wilde ik het ook graag bij die ene keer houden. Ze waren maar wat trots op hun dochter en konden niet ophouden met het vertellen van verhalen over hun succesvolle opdrachten. Sterre sprong weer over-eind wat me uit mijn gedachten haalde. Dat was typisch haar, ze leek nooit langer dan een paar mi-nuten stil te kunnen zitten. ‘Kom!’ riep ze enthousiast en voor ik iets kon zeggen trok ze me over-eind. Ik grinnikte kort en liet me door haar meetrekken. Al keek ik dan niet uit naar de tijd die we met Lena en Julian zouden doorbrengen, ik kon niet ontkennen dat ik toch wel nieuwsgierig was naar de details van mijn eerste opdracht, ondanks het feit dat ik tegen mijn eigen soort zou moeten vechten. Ieder duo kreeg opdrachten opgegeven van ‘de baas’ – ik had nog steeds geen idee wat of wie ik me daarbij voor moest stellen – die te maken hadden met de reden van het bestaan van de Schuilplaats; vampiers uitroeien. Sommigen dan, de gevangenen – ik wilde nog steeds niet gekoze-nen zeggen, zoals de anderen deden – waren natuurlijk ook vampiers. Maar dat was anders, hield ik mezelf voor. Die vampiers waren gewoon handig voor de baas. Ik ergerde me er een beetje aan dat ik hem zo noemde, maar ik zou niet weten wat voor naam ik hem anders moest geven. ‘De baas’ leek gewoon de enige toepasselijke. ‘Aarde aan Daniëlle’ zei Sterre en zwaaide met haar hand voor mijn ogen. ‘Huh?’vroeg ik en keerde terug met mijn gedachten. ‘Hèhè, kom je nog?’ vroeg ze la-chend. Ik knikte en liet me meesleuren. Nadat ze een tweede afslag had genomen, werd het me dui-delijk dat we op weg naar buiten waren. Ik trok mijn pols voorzichtig los uit Sterre’s greep en ging naast haar lopen. Het was eigenlijk verbazingwekkend dat ik in twee maanden de weg zo goed had leren kennen. Nu zagen de verscheidene hallen er niet meer hetzelfde uit, maar leken ze allemaal totaal verschillend door de foto’s die aan de muren hingen. Misschien dienden ze daar wel voor, bedacht ik me. Ik kon me niet voorstellen dat je de weg zonder zou kunnen vinden. Of je moest een ijzersterk richtingsgevoel hebben. Sterre schoof de glazen deur die ons toegang tot de tuin gaf open en we liepen het pad op. Sterre snoof de sterke geur van bloemen op en pakte mijn hand vast. ‘We moeten naar de open plek’ zei ze. ‘Je weet wel, waar je ook les van Lena krijgt’ Ik knikte als teken dat ik het begrepen had en we liepen samen de juiste richting uit. Na al die keren dat ik in de tuin was geweest, was ik nog steeds iedere keer overdonderd door de grootte en schoonheid ervan. Ik vroeg me vaak af wie die planten allemaal bijhield, het leek me behoorlijk veel werk. Ik sloot voor korte tijd mijn ogen om de kenmerkende geur van nat gras en bloeiende bloemen in te ademen. Sterre grinnikte en versnelde haar pas. Zodra we bij het veld aankwamen schoten mijn ogen naar meneer Roosen, die zich aan de andere kant van het veld bevond. Sterre slingerde mijn hand – die ze nog geen moment had losgelaten – enthousiast heen en weer. Toen meneer Roosen onze kant op kwam, merkte ik hoe ik automatisch mijn spieren opspande. Na de twee maanden die ik hier, vlak bij hem, had doorgebracht, was ik nog steeds niet aan zijn stinkende adem gewend. Ik dacht ook niet dat dat ooit zou komen. Bovendien mocht ik hem gewoon niet. ‘Aah, jullie zijn er’ zei hij zodra we binnen gehoorafstand gekomen waren. ‘Volg mij maar, Julian en Lena zijn er al’ Hij draaide zich om en liep weer in dezelfde richting als waar hij vandaan was gekomen, maar dit keer met ons achter zich aan. Toen we bij een plek met verscheidene tuinmeubels aankwamen, liet hij zich op een houten stoel zakken die groen zag van het mos. Ik keek naar Sterre, die naast Lena en Julian op het bankje daar tegenover plofte. Ik ging er met tegenzin naast zitten en keek opzettelijk niet naar Juli-an. Meneer Roosen sloeg zijn benen over elkaar en wreef enthousiast in zijn handen. Ik hoorde Juli-an zachtjes grinniken toen hij opstond. ‘Ik neem aan dat jullie alle vier wel weten waarom jullie hier zijn’ zei hij rustig en keek even naar Julian. Ik voelde hoe Sterre in mijn hand kneep. Het moest ongelooflijk moeilijk voor haar zijn om stil te blijven zitten. ‘Dus laat ik maar meteen beginnen. Jullie vieren zijn voor deze opdracht samengesteld als team en ik verwacht van jullie dat jullie je dus ook als één gedragen’ Fantastisch. Helemaal geweldig. Ik in een team met Julian en Lena, het kon niet beter. De opdracht die jullie toegewezen krijgen bevatten het observeren van een delger. Hij wist zijn sporen niet goed uit en dreigt het bestaan van jullie -‘ hij keek even naar mij en Julian ‘- te verraden.’ Een delger. Dat viel nog best mee. Beter dan mijn eigen soort, dacht ik lichtelijk opgelucht.’ik wil dus niet dat jullie hem iets aan doen. Jullie moeten alleen maar informatie inwin-nen’ verduidelijkte hij en keek ons één voor één streng aan. ’We willen er onder anderen achterko-men of hij vrienden heeft, of hij samenwerkt en of hij over bepaalde krachten heeft’ somde hij op. We knikten alle vier en ik zag vanuit mijn ooghoek Sterre’s hand omhoog gaan. ‘Ja, Sterre?’ vroeg meneer Roosen rustig. ‘wanneer gaan we?’ ‘zodra jullie geschikte kleren hebben gekregen en jij en Lena een zakje rozemarijn hebben gekregen’ Rozemarijn. Als er iets was waar ik een hekel aan had, was het wel rozemarijn. Ik was niet de enige. Delgers vonden het verschrikkelijk en ze bleven er dan ook zo ver mogelijk van uit de buurt. Sterre knikte en veerde overeind. ‘Kom, Daan!’ zei ze enthousiast en trok me van het bankje. ‘tot zo, Leen. Julian’ zei ze en het volgende moment werd ik halsoverkop meegesleurd naar de kamers. ‘Sterre, rustig!’ riep ik grinnikend en versnelde mijn tempo wat, zodat ik naast haar kwam te lopen. ‘mijn eerste opdracht!’ riep Sterre opgewonden uit. Het werkte aanstekelijk, ik begon haast te vergeten dat ik hier eigenlijk tegen op zag. We bereikten al snel de hal met onze kamers en ik bleef twijfelend staan. Meneer Roosen had het over “geschikte kleding” gehad, maar wat was dat? ‘Ster?’ vroeg ik en haar hand bleef even boven de deurknop zweven voor ze zich omdraaide. ‘welke kleren moeten we aan?’ er verscheen een grote glimlach op Sterre’s gezicht en binnen een paar tellen had ze mijn pols vastgegrepen en trok ze me haar kamer in. ‘Ik help je wel!’ riep ze vrolijk en bezorgde me daarmee een onaangenaam gevoel dat ik dat misschien aan iemand anders had moeten vragen. ‘even kijken’ zei ze en trok haar kastdeuren open. Mijn ogen werden groot toen ik zag hoeveel kleren erin lagen. Iedere plank was helemaal volge-stouwd en ik kon me niet voorstellen dat er nog iets bij zou passen. ‘Sterre, hoe kom je aan al die kleren?’ vroeg ik langzaam. ‘heb je het hele winkelcentrum leeggeroofd ofzo?’ Sterre rolde met haar ogen en trok me zonder antwoord te geven op mijn vraag naar de kast toe. ’Hmm, wat dacht je hiervan?’ vroeg ze en trok een shirt bestikt met allerlei kralen tevoorschijn. ‘ehh, is dat wel geschikte kleding?’ vroeg ik voorzichtig. Sterre fronste en bekeek het shirtje nog eens. ’laat maar’ zei ze zuchtend. ‘Wel jammer, ik bedoel, ik weet zeker dat het je heel leuk zou staan’ ratelde ze terwijl ze tussen verscheidene stapels zocht. ‘misschien dat ene-,’ hoorde ik haar zeggen. Ik grinnikte toen bijna haar hele hoofd plus schouders in de kast verdween. ‘hebbes!’ riep ze en kwam de kast weer uit met een simpel, zwart shirtje in haar handen. ‘maar- mijn vleugels dan?’ vroeg ik, toen het me te binnen schoot dat er geen speciale gaten in haar kleding zaten. Sterre haalde haar schouders op. ‘gewoon een beetje creatief denken’ zei ze vrolijk en liep naar een bureau om daar een schaar te pakken. Ik grinnikte weer, typisch Sterre.
‘Dit is Jesper’ zei meneer Roosen en legde een hand op de schouder van de jonge vampier die voor ons stond. Ons, dat wilde zeggen ik, Sterre, Lena en – tot mijn ongenoegen – Julian. ‘Jesper zet jullie af op een afstandje van het huis van de delger’ vertelde hij. Sterre’s hand ging langzaam omhoog. ‘Meneer? Hoe zet hij ons af?’ vroeg ze nieuwsgierig. Jesper grijnsde en voor ik ook maar kon knipperen stond hij achter ons. ‘Hij kan teleporteren’ deelde meneer Roosen, een beetje overbodig, mee. Jesper stond in een flits weer naast meneer Roosen en keek vragend naar mij en Sterre. ‘Wie zijn dat?’ vroeg hij nieuwsgierig. ’Dit zijn Daniëlle en Sterre. Het is voor beide hun eerste opdracht’ vertelde meneer Roosen. Jesper glimlachte. ‘Succes dan maar’ zei hij vriendelijk en meneer Roosen gebaarde dat we dichterbij moesten komen. ‘Hij kan maar één persoon tegelijk meenemen, dus jullie worden per persoon vervoerd’ zei meneer Roosen en pakte Lena bij haar schouder. ‘Ga jij maar eerst’ Jesper grijnsde even naar ons voor hij Lena beetpakte en ze verdwenen. Bijna meteen kwam hij weer terug op precies dezelfde plek. ‘Julian?’ vroeg meneer Roosen en Julian ging naast Jesper staan, die hem net als bij Lena stevig vastpakte en opnieuw weg teleporteerde. Sterre en ik keken elkaar even nerveus aan. ‘Sterre, jij mag hierna’ zei hij en Sterre knikte als teken dat ze hem gehoord had. Toen Jesper weer terugkwam deed ze een stap zijn richting uit en liet zich bij haar schouders pakken. Jesper verdween voor de derde keer en heel even was ik alleen met meneer Roosen. ‘Succes, Daniëlle’ zei hij en glimlachte even bemoedigend. Jesper verscheen weer voor me en pakte met zonder iets te zeggen vast. De ruimte om ons heen vervaagde en de grond leek weg te vallen, waardoor ik me geschrokken wat steviger vasthield aan Jesper’s armen. Het leek langer dan de vorige keren te duren, maar misschien kwam dat gewoon omdat ik het nu zelf meemaakte. De grond keerde weer terug onder mijn voeten en de wazige omgeving nam duidelijkere vormen aan tot ik de anderen herkende. Jesper liet me weer los, stak zijn hand op als afscheid en verdween weer. We keken elkaar, allemaal een beetje overdonderd door de korte reis die we net gemaakt hadden, kort aan. Onze opdracht was nu echt begonnen. ‘Die kant op’ zei Julian en draaide zijn rug naar ons toe. Lena ging naast hem lopen en ik en Sterre liepen achter hem aan, onze ogen op de omgeving gericht. We bevonden ons in een bos, waarvan de zanderige grond bedekt was met takken en dorre bladeren die nog van de herfst afkomstig waren. Niet ver voor ons verscheen een klein, bouwvallig huis tussen de bomen. Het gras eromheen was netjes bijgehouden en de bladeren waren opzij geharkt. Ik zag niet helemaal in waarom je dat zou doen. Je had er verder toch niets aan. Julian keek me over zijn schouder aan en glimlachte kort. Damn, het was écht heel irritant als iemand je gedachten kon lezen. Vooral als het iemand als Julian was. Hij wendde zijn blik van me af en keek weer voor zich uit. ‘Hij zit binnen en weet dat we er zijn’ zei hij rustig. ‘Op dit moment probeert hij te bedenken wat hij moet doen’ Oké, misschien was het ook wel handig. Ergens. Ver weg. Julian lachte gesmoord, maar ik reageerde er niet op. Zodra ik het geluid hoorde van een deur die geopend werd keek ik op. Een man, waarschijnlijk de delger, stond met gebogen rug in de deuropening, terwijl zijn rode ogen ons koortsachtig in de gaten hielden. Slierten haar die eruitzagen alsof ze met de verkeerde kleur bruin geverfd waren vielen voor zijn gezicht. Dunne, bleke lijntjes zaten op de plek waar een normale vampier lippen zou hebben. ‘wat moeten jullie?’ zijn stem klonk gejaagd en raar hoog. Hij was, kort samengevat, doodeng.
People holding grudges should be holding hands.

Scarlett.
Site Admin
Berichten: 93
Lid geworden op: 29 apr 2010, 20:52

Bericht door Scarlett. » 18 sep 2010, 14:49

Meerr!!
I throw my skittles in the air sometimes, sayin' aayyoooo, taste the raaaiiinnnbooowww!

Plaats reactie